Paragrafen

Paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing

4. Inventarisatie van de weerstandscapaciteit

Onder het begrip weerstandsvermogen verstaan we het vermogen van de gemeente om risico’s op te kunnen vangen, zodat het afgesproken gemeentelijke takenpakket toch onverkort uitgevoerd kan worden.
In het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) wordt aangegeven dat het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen:

  • enerzijds de weerstandscapaciteit: de middelen waarover we (kunnen) beschikken om niet begrote kosten te kunnen dekken;
  • en anderzijds alle risico’s waar nog geen voorzieningen voor gevormd zijn en die van materiële betekenis kunnen zijn.

Voor de gemeente is de weerstandscapaciteit van belang. Een sluitende begroting geeft weliswaar aan dat er evenwicht is tussen de uitgaven en inkomsten, maar ook dat er beperkte ruimte is voor het opvangen van tegenvallers. De weerstandscapaciteit bestaat uit twee onderdelen; de structurele en de incidentele weerstandscapaciteit.

Structurele weerstandscapaciteit
De structurele weerstandscapaciteit dient voor het opvangen van risico’s met een meerjarig effect. Deze middelen worden gevormd door de onbenutte belastingcapaciteit en de post onvoorzien.
De onbenutte belastingcapaciteit is de ruimte waarmee onze OZB opbrengsten moeten stijgen om op een zogenaamd "redelijk peil OZB "uit te komen. Dit "redelijk peil" is gebaseerd op het tarief wat een gemeente moet hebben voor de toelating tot artikel 12 (extra financiële steun vanuit het gemeentefonds).
De onbenutte belastingcapaciteit voor het jaar 2023 bedraagt € 4,8 miljoen (rekening houdend met extra tariefstijging in 2024).
De post onvoorzien (€ 300.000) is structureel in de begroting opgenomen en maakt ook onderdeel uit van de structurele weerstandscapaciteit.

Incidentele weerstandscapaciteit
De incidentele weerstandscapaciteit is als volgt opgebouwd:

  • het vrij aanwendbare deel van de algemene vrije reserve (inclusief de algemene bedrijfsreserve van het  grondbedrijf)
  • de niet beklemde bestemmingsreserves (overige bestemmingsreserves)
  • de stille reserves

Algemene vrije reserve en de algemene bedrijfsreserve grondbedrijf
De noodzakelijke omvang van de algemene vrije reserve is vastgesteld op 10% van de algemene uitkering. Hierbij zijn de volgende aspecten van belang:

  • zijn de belangrijkste risico’s in beeld?
  • welke beheersmaatregelen zijn er al genomen om risico’s te beperken?
  • welke risico’s zijn nog niet afgedekt?

Naar verwachting zijn de belangrijkste risico’s voldoende herkend. Het grootste deel van deze risico’s hebben we ook voorzien van beheersmaatregelen en waar nodig afgedekt door middel van een voorziening of reserve (bijvoorbeeld het grondbedrijf). Ook de risico’s die zich kunnen voordoen bij grote projecten, zoals Heesch-West, hebben we in beeld gebracht. Hiervoor hebben we bovendien beheersmaatregelen geformuleerd en deels dekkingsmiddelen gereserveerd. Daarnaast hebben we risico’s geïdentificeerd waarvan we het bedrag en de kans van optreden met onvoldoende zekerheid kunnen bepalen. Deze komen ten laste van de weerstandscapaciteit.
Uitgaande van de norm van 10% van de algemene uitkering, dient de algemene vrije reserve ongeveer € 22,6 miljoen te zijn (meicirculaire 2023).
De algemene reserve bedraagt per 31 december 2023 naar verwachting € 39 miljoen. We onttrekken in 2024 naar verwachting € 17,8 miljoen. Een specificatie hiervan is opgenomen in het bijlagenboek. We rekenen met een ruimte in de algemene reserve van € 22,4 miljoen.

De algemene bedrijfsreserve grondbedrijf (ABR) is het weerstandsvermogen voor de risico's die zich binnen het grondbedrijf kunnen voordoen. Dat kunnen project specifieke risico’s (bijvoorbeeld een vervuiling in de grond) of conjuncturele risico’s (bijvoorbeeld een hogere rente of een lagere grondprijs) zijn.
Bij de programmabegroting 2024-2027 is de minimum benodigde algemene reserve berekend o.b.v. risicoanalyse (Monte-Carlomethode). De geactualiseerde risicoanalyse bij deze begroting geeft een risicobedrag van € 4,6 miljoen per 1-1-2024. Dit bedrag is dus feitelijk de minimale stand van de ABR.
De ABR heeft op 31-12-2023 een verwacht saldo van een saldo van € 1 miljoen. Omdat we de € 5,2 miljoen van de minimale stand ook hebben opgenomen als risico nemen we de volledige ABR op als mogelijke afdekking van de risico's.

Niet beklemde bestemmingsreserves
Bestemmingsreserves bevatten middelen die de gemeenteraad voor een bepaalde doelstelling geoormerkt heeft. De gemeenteraad is bevoegd om de bestemming van deze reserves te wijzigen of te besluiten tot extra mutaties ten laste of ten gunste van deze reserves. De bestemmingsreserves kunnen hiermee dus ingezet worden voor het opvangen van risico’s als die zich voordoen.

We kennen twee soorten bestemmingsreserves. De bestemmingsreserves voor de afdekking van afschrijvingslasten e.d. en de overige bestemmingsreserves. De bestemmingsreserves voor de afdekking van afschrijvingslasten e.d. zijn niet beschikbaar voor de incidentele weerstandscapaciteit, omdat deze structureel zijn ingezet voor de afdekking van (kapitaal)lasten in de begroting. De overige bestemmingsreserves kunnen wel ingezet worden voor het afdekken van risico’s als de raad hiertoe besluit. Dit betekent wel dat deze middelen in dat geval niet meer beschikbaar zijn voor het oorspronkelijke doel waarvoor de bestemmingsreserves gevormd zijn.

Stille reserves
Stille reserves zijn activa waarvan de boekwaarde lager is dan de werkelijke waarde en die direct verkoopbaar zijn. Een volledig beeld hiervan is niet voorhanden.

Totale weerstandscapaciteit
Samengevat is de huidige weerstandscapaciteit (per 31-12-2023) in afgeronde bedragen:

bedragen in euro’s

Structurele weerstandscapaciteit

Bedrag

Onbenutte belastingcapaciteit

4.800.000

Post onvoorzien

300.000

Totaal

5.100.000

Incidentele weerstandscapaciteit (31-12-2023)

Algemene reserve

22.400.000

Algemene bedrijfsreserve grondbedrijf

987.000

Stille reserves

PM

Totaal

23.387.000

Deze pagina is gebouwd op 10/12/2023 11:31:30 met de export van 10/12/2023 11:19:48