Kaders en uitgangspunten
Inleiding
Zoals we in de kadernota 2024 aangaven is het zoeken naar een eenduidige koers voor de begroting. Aan de ene kant biedt het Rijk op de korte termijn duidelijkheid: tot en met 2025 werken we met een bevroren accres, dat alleen verhoogd wordt met de inflatie correctie en enkele incidentele posten. Dat geeft rust en zekerheid. Aan de andere kant dreigt vanaf 2026 het ravijnjaar, met een ingrijpende teruggang van de financiële slagkracht van alle gemeenten in Nederland. Daarnaast is er ook in onze samenleving en wereld veel onzekerheid. De gevolgen van een nieuw kabinet? Wat gaan de energieprijzen in 2024 doen? Is er een pijl te trekken op de ontwikkeling van de inflatie? Hoe zit het met de arbeidsmarkt, blijft er door de stikstofcrisis van alles op slot? Hoe zit het met de asielinstroom? Gratis geld is voorbij, maar hoe hoog wordt de rente? Goed om vooraf stil te staan wat voor ons belangrijke kaders en uitgangspunten zijn voor deze programmabegroting.
Inflatie raakt steeds meer mensen, economische groei valt terug
Het centraal planbureau heeft in augustus de zogenaamde concept macro economische verkenning 2024 uitgebracht. Kernpunten hieruit zijn:
- De Nederlandse economie heeft grote schokken verrassend goed doorstaan. De economische groei vertraagt.
- Tijdelijke inkomensondersteunende maatregelen vallen in 2024 weg, waardoor zonder aanvullend beleid de koopkracht van huishoudens met de laagste inkomens daalt en de armoede stijgt;
- De overheidsfinanciën verslechteren op de korte en de middellange termijn. Prudent begrotingsbeleid is daarom geboden. Dit betekent concreet dat het Rijk middelen moet vrijmaken via bezuinigingen of door lastenverzwaringen;
- De inflatie blijft dit jaar hoger dan eerder gedacht. Ook in 2024 blijft de inflatie hoger dan normaal.
Koers voor de begroting
Alle kracht en inzet op de uitvoering
In de programmabegroting 2023-2026 hebben we het coalitieakkoord ‘Samen duurzaam vooruit’ vertaald. We hebben de speerpunten benoemd. Voor het jaar 2023 hebben we de activiteiten concreet uitgewerkt en voor de jaren daarna de speerpunten meerjarig weggezet. Zo hebben we de grote lijnen voor de komende jaren geschetst. Daarnaast is er in die programmabegroting fors geld beschikbaar gesteld om voortvarend aan de slag te kunnen met het uitvoeren van het coalitieakkoord. Het gaat om de volgende hoofdlijnen:
- De verstedelijkingsopgave met woningbouw en mobiliteit. Denk aan Amsteleind, de plannen rond de Raadhuislaan, het Euterpepark. Maar ook de grote investeringen in bereikbaarheid via de weg en het spoor.
- De klimaatopgave en energie transitie. Van de duurzame polder tot het voorbereiden om de eerste 7.500 bestaande woningen gasloos te maken. We bouwen aan een klimaatadaptief Oss van de toekomst, waarin bewoners, bedrijven, flora en fauna minder kwetsbaar zijn voor de effecten van klimaatverandering, zoals de hogere kans op wateroverlast door extreme neerslag, hitte, droogte en overstromingen van de Maas. Zo beperken we de risico’s voor de economie, onze gezondheid, natuur en veiligheid.
- Goede dienstverlening en transformatie en kostenbewustzijn van het sociaal domein. We werken aan de Hervormingsagenda Jeugd, aan de realisatie van het Integrale Zorg Akkoord en Gezond en Actief Leven Akkoord en aan de vernieuwing en professionalisering van onze dienstverlening.
- Stedelijke voorzieningen voor een aantrekkelijke stad. De nieuwe Lievekamp, het Walkwartier met het Warenhuis en het nieuwe zwembad zijn hier aansprekende voorbeelden van. Vanwege de forse rente-stijgingen zijn de al gereserveerde budgetten minder waard geworden. Dat trekken we nu recht.
- Duurzaam houdbare voorzieningen voor vitale dorpen. Ussen met de nieuwe Hille, de voorziening in de NOK dorpen en Ravenstein zijn voorbeelden van in stenen investeren om sociale cohesie te bevorderen.
- Een uitstekende 100.000+organisatie. Denk aan onze positie op de arbeidsmarkt en informatieveiligheid.
Vanuit deze begroting is de focus gericht op het uitvoeren van de plannen en speerpunten die we eerder hebben opgenomen. We zijn daar heel blij mee: in tijden van onzekerheid en hoge inflatie zijn we in staat om volop de investeren in de samenleving. Ook in sociale cohesie, ontmoeten en de transformatie van het sociaal domein. Daarnaast hebben we oog voor nieuwe ontwikkelingen: soms wettelijke verplichtingen, toetreden tot BrabantStad of aanhoudende krapte op de arbeidsmarkt.
Geen bezuinigingen, wel een kritische blik
Gezien de financiële ruimte de afgelopen jaren en de economische ontwikkelingen willen we geen bezuinigingsoperatie opzetten. Wel moeten we kritisch zijn in de wensen voor nieuw beleid. We kunnen gelukkig vooruit en het zal al een hele opgave worden om ons bestaande beleid uit te voeren. Met de maatschappelijke onzekerheden, het fors duurder worden van geld, dat snel verdampt als gevolg van inflatie en stijgende rente, is het goed om kritisch te blijven op onze uitgaven. Moet alles in dezelfde omvang en reikwijdte doorgaan, zoals we ooit dachten. Of mag het een ons minder, mogen we meer van de samenleving vragen, willen we strakker inzetten op samenwerking of fusies van verenigingen om het op de lange termijn vol te houden. Dit is geen pleidooi om overal voor de goedkoopste variant te kiezen. Zeker bij bouwprojecten leggen ons soms vast voor 40 tot 100 jaar. Maar kritisch kijken of ons voorzieningen niveau in de breedste zin van het woord nog past bij maatschappelijke ontwikkelingen en onze portemonnee is op zijn plaats.
Onze financiële uitgangspunten
Onze ambitie is om ons huishoudboekje blijvend op orde te houden door een stabiel financieel beleid, heldere afspraken en financiële lenigheid om in te spelen op nieuwe omstandigheden. We willen de lokale lastendruk voor onze inwoners en bedrijven laag houden.
De begroting 2024 en de meerjarenramingen 2025-2027 hebben we opgesteld op basis van de volgende uitgangspunten:
- In het algemeen werken we met een begroting die meerjarig (structureel) sluitend is. Dit jaar kiezen we ervoor om de eerste 2 jaar sluitend te hebben en verwachten we in 2026 en 2027 een tekort. Dit sluit aan bij de oproep van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) om tekorten te laten zien. Ook onze toezichthouder – de provincie - heeft zich hierbij aangesloten. We houden zo druk op het nieuwe kabinet in de lobby voor het terugdraaien van de grote greep uit het gemeentefonds vanaf 2026.
- Het tekort voor de jaren 2026 en 2027 houden we beperkt omdat we beseffen dat in het slechtste geval we deze later moeten gaan bezuinigen. De rijksfinanciën staan ook onder druk. Het tekort is die jaren is vrijwel gelijk aan de risicoposten die we voorzien.
- We hebben een algemene reserve die voldoet aan de gestelde normen (minimaal 10% van de algemene uitkering). Binnen onze algemene reserve is er incidentele begrotingsruimte. We zetten deze ruimte in om de plannen van het coalitieakkoord en noodzakelijke actuele onderwerpen te realiseren en rentestijging en inflatie op te vangen.
- We kijken jaarlijks kritisch naar alle reserves. In de nota reserves, die de gemeenteraad tegelijk met de programmabegroting behandelt, lichten we de reserves uitgebreid toe.
- Nieuw beleid wordt integraal afgewogen bij de vaststelling van de begroting. Het politieke debat over de inhoud wordt vooral integraal gevoerd bij de kadernota in het voorjaar.
- De winsten uit het grondbedrijf zetten we in voor onze omvangrijke ruimtelijke opgaves (ontsluitingswegen, spoorzone, mobiliteitsplan, wonen). Daarnaast vragen we bijdragen aan ontwikkelende partijen, die op deze manier hier ook aan meebetalen. De winsten vanuit het grondbedrijf nemen komende jaren af, ook door stijgende prijzen.
- Via actieve lobby en netwerken zetten we in op actief geld van derden te verwerven zoals bijdragen uit landelijke, regionale en Europese fondsen. De landelijke fondsen voor woningbouwimpulsen, volkshuisvesting en klimaat & energie bieden nadrukkelijk kansen.
- We blijven lobbyen voor een robuuste financiering vanuit het gemeentefonds en voor voldoende compensatie van het zogenaamde ravijnjaar vanaf 2026. Dit in combinatie met de afschaffing van de zogenaamde opschalingskorting. Aanvullend hierop lobbyen we voor voldoende compensatie van de hogere kosten voor jeugdhulp en Wmo.
- We blijven vasthouden aan een lastendruk van minimaal € 22,50 onder het landelijke gemiddelde. Voor het jaar 2024 verhogen we de OZB met 6,2%. Dit bestaat uit een reguliere inflatiecorrectie over 2024 en een (beperkte) correctie door ene hogere werkelijke inflatie in2023. We blijven uitgaan van 100% kostendekking van tarieven en heffingen.
- Voor subsidies 2024 wordt voorgesteld om uit te gaan van een inflatie voor 2024 van 3,9%, zoals vastgesteld in de kadernota. Bij gesubsidieerde professionele instellingen is in zijn algemeenheid sprake van een 80/20-verhouding tussen het loongevoelige en prijsgevoelige deel van de uitgaven. Voor budgetsubsidies wordt voor de compensatie van loonstijging uitgegaan van de specifieke CAO-ontwikkelingen per sector en voor de compensatie van prijsstijging wordt dan uitgegaan van een inflatie van 3,9% (% overheidsconsumptie netto materieel 2024). Bij de overige subsidies zoals professionele instellingen zonder budgetovereenkomst en niet-professionele organisaties wordt ook dit percentage van 3,9% voor prijscompensatie gehanteerd.
- De rekenrente stellen we in principe vast op 1,1%. De rente voor de grondexploitaties bedraagt in de begroting 1,17%. Dit is gebaseerd op landelijke verslagleggingsvoorschriften. We verwachten dat deze rente stijgt in de toekomst.
- De raming van de algemene uitkering uit het gemeentefonds hebben we gebaseerd op de septembercirculaire 2023.
- In programma 10 hebben we een jaarlijkse post onvoorzien van € 300.000 opgenomen. Deze post is bedoeld om incidentele tegenvallers op te vangen. Het college besluit over de inzet van deze post. Daarbij geldt de voorwaarde dat inzet past binnen de criteria: onuitstelbaar, onvermijdbaar en onvoorzienbaar. De verantwoording hierover nemen we op in de reguliere planning- en controldocumenten met vaststelling door de gemeenteraad.